Bij Sint-Pieter
Ja in den hemel, zegt hij Een gouden lepel, zegt hij Sla nu geen kemel, zegt hij Doe je best De ouwe hond zoekt iemand zoals jij Niemand hoort wat ie zegt Hoog die kin, rug recht Geef hem een
in a song
Ja in den hemel, zegt hij Een gouden lepel, zegt hij Sla nu geen kemel, zegt hij Doe je best De ouwe hond zoekt iemand zoals jij Niemand hoort wat ie zegt Hoog die kin, rug recht Geef hem een
Kleine hondjes Oorverdovend Keffen zij ons Horendol Ze dribbelen tot Op onze stoep En schieten daar De schepping vol Straks palmen zij de wereld in Planten ze zich voort, dan janken ze: Aoeh, ik win Kleine hondjes Je schudt van
Wanneer de kleine honden bellen geeft de grote hond niet thuis hij is alweer op stap er schort iets met de ruis tussen wie klein en wie groot is dik, dun, iedereen met iemand praten valt zo zwaar we
O grote hond zie me hier gaan ik loop alweer tussen de weiden beestjes zien ze kijken me aan maar ik moet verder gaan gedachten als vogels in hun vlucht zwermen naar noord naar zuid ze keren elke dag
Dat ik een grote hond ben Hier in dit huis Boetseer ik weer de wereld De wereld geeft niet thuis Dat ik een grote hond ben Hier in mijn droom Wil ik je zoveel zeggen Weet jij waar ik woon
We gaan weer op en neer Over bergen, en door dalen Een land ondergesneeuwd Een streek geheel verlaten Vinden wij de weg ooit weer… We reizen op en neer In de lucht en langs de havens De bus, de trein,
In Amsterdam; dat moeras, het veen De grachten, wallen; waar jij alleen Dwaalt door het huis van Van Gogh Waar het doek viel, och hondekes toch… In dat Amsterdam, met zijn duizend verhalen Over het godenkind, die initialen Van de
De kleine hondjes lopen verloren Ze zien niet waar ze gaan Dat komt door het geblaf in hun oortjes Ze keffen en blijven staan De grote hond kijkt lachend toe Hij is ze meer dan moe De grote hond
Dansen op de sambaIs het een tango, een rumbaDe stem van Serge au secoursC’est pour toujours l’amour Al die leuke hitjesMalle melodietjesVergeet-me-nietjesHet wordt spannend op de vloer De lange hete zomerZo’n heerlijk mooie zomerGaat op een dag voorbij Een zoetgevooisde
Zij pakt haar koffers zij vertrekt. Ze hebben elkaar in jaren niks gezegd. Het is niet fijn, plots ziet ze het eind. Als het op is, moet je weg. Hij werkt niet voor vrouw en kind. Hij trekt de deur