De Idioten

 

de idioten vallen weer
mijn huis binnen heel onverwacht
ze drinken snel de koelkast leeg
en roken alle lucht op en vullen elke asbak
die schoongemaakt diep in de kast verborgen zat
de idioten
 
de idioten dansen weer
voor mijn ogen voor mijn neus
ze trappen bijna achteloos
op mijn tenen op mijn schenen
en morsen met hun plastic bekers en steken haast mijn haar in brand
de idioten

de idioten glijden weer
mijn bed in zonder kleren aan
ze maken kronkels ze zijn bezeten
verliezen zich in dolle kreten
waarvan Joost de naam mag weten
de idioten

slaat de bliksem andermaal in
daalt ter plekke een godin
die rondtoert op deze vloer
draai ik mezelf opnieuw een loer

de idioten krijsen weer
als ik ze het huis uit jaag
ze klitten samen vormen een keten
gebalde vuist en dan maar zweten
het fatsoen is lang vergeten
de idioten

De Idioten